Dit was een van de soorten koekjes die ik vroeger met mijn moeder bakte. Samen het deeg kneden, uitrollen met de deegroller, uitsteken met leuke vormpjes, de koekjes met ei bestrijken en het versieren van het deeg; ik vond en vind het helemaal geweldig om te doen!
1. Doe de boter, basterdsuiker, het zout en eventueel de citroenrasp en/of het vanille-extract* in een kom en meng door elkaar. Meng het halve ei erdoor, voeg de bloem toe en kneed alles tot een deeg. Verpak het deeg in plasticfolie en laat het minimaal 1 uur rusten in de koelkast.
2. Verwarm de oven voor op 175 °C en bekleed een bakplaat met bakpapier.
3. Kneed het deeg kort door en rol het op een licht bebloemd werkblad uit tot een dikte van 4-5 millimeter. Steek of snijd de gewenste koekjesvormen uit en leg ze met voldoende tussenruimte op de bakplaat. Het deeg dat overblijft kun je opnieuw uitrollen.
4. Bestrijk de koekjes met het losgeklopte ei en bak ze in 15-20 minuten goudbruin en gaar. Laat de koekjes afkoelen op een rooster.
Tip: met poedersuiker in plaats van basterdsuiker worden de koekjes nog ‘zanderiger’.
Tip: Je kunt de koekjes extra pit geven door bijvoorbeeld cacaopoeder of speculaaskruiden door het deeg te mengen of door ze voor het bakken te versieren met (gehakte) noten, stemgember of sukade.
Dit recept komt uit het boek ‘De Koekjesbijbel’ van Rutger van den Broek (€29,99, Carrera).