Wij hadden vroeger een buurman, waar we geen familie van waren maar die we toch ome Leo noemden. Ome Leo bakte elk jaar oliebollen voor de hele buurt. Zijn vrouw, tante Janny, wilde die frituurlucht voor geen goud in haar keuken hebben en verbande hem steevast naar het schuurtje achter het huis. Wij buurtkinderen zwermden daar de hele oudejaarsdag als hongerige wolfjes omheen, hopend op een try-outbol, vers uit de kokende olie. Ome Leo’s bollen waren altijd licht en luchtig, dankzij zijn geheime wapen: karnemelk. Ik bak ze nog steeds zoals hij het deed. Dit zijn gewoon de allerlekkerste bollen.
1. Meng in een kom de geraspte appel, citroenschil, rozijnen en krenten met een eetlepel bloem. Verwarm de karnemelk in een pannetje op laag vuur, tot lauw (niet warmer laten worden, want dan gaat de melk schiften).
2. Meng de rest van de bloem, de gist, suiker en het zout in een grote beslagkom. Maak in het midden een kuiltje en schenk hierin het ei. Begin te mixen en voeg gelijktijdig de karnemelk toe, tot een glad beslag ontstaat.
3. Schep het appel-rozijnenmengsel luchtig door het beslag. Dek de kom af met een vochtige theedoek en laat het beslag op een warme, tochtvrije plaats een uur rijzen.
4. Verhit de olie in de frituurpan tot 175 °C.
5. Doop een ijsbolletjestang of twee grote lepels eerst in de hete olie, schep dan een bolletje uit het beslag en laat het in de hete olie glijden. Bak zo maximaal vijf oliebollen tegelijk, anders is de pan te vol en daalt de temperatuur van de olie te veel.
6. Bak de bollen in ongeveer 5 minuten goudbruin. Sommige zullen vanzelf draaien wanneer de onderkant bruin is, andere moet je een tikje geven.
7. Bekleed een vergiet met een dubbele laag keukenpapier. Schep de bollen met een draadschep uit de olie en laat ze uitlekken.
8. Bak op deze manier oliebollen tot je beslag op is. Leg ze op een schaal en bestuif royaal met poedersuiker.
