Dit is een recept dat rechtstreeks uit mijn jeugd komt. Toen ik jong was, sloop ik de keuken in als mijn moeder deze kleine, zoete honingsigaren maakte en dan pakte ik er stiekem een paar die net uit de oven kwamen. Een keer at ik ze zelfs allemaal. Mijn moeder schaamde zich dat ze haar gasten geen honingsigaren kon geven. Zelfs nu herinnert ze me daar nog aan! En natuurlijk geniet ik nu nog net zoveel van deze hapjes als toen.
1. Verwarm de oven voor tot 200 °C/gasstand 6. Leg de walnoten op een bakplaat en rooster ze 6 minuten in de oven tot ze net goudkleurig zijn en heerlijk ruiken.
2. Leg 50 g van de walnoten weg en doe de rest in een kleine foodprocessor. Hak fijn tot een korrelig poeder. Kijk uit dat je ze niet te lang fijnhakt want dan worden de noten te vettig en pasta-achtig voor dit recept.
3. Schep in een schaal en voeg de suiker, specerijen, boter en het oranjebloesemwater toe. Roer door elkaar tot een pasta die wat op marsepein lijkt.
4. Snijd een vierkant van 20 cm van een deegvel. Snijd dit doormidden zodat je twee lange rechthoeken hebt, met de korte kanten naar je toe.
5. Schep met een theelepel wat van het notenmengsel uit de schaal en druk het in de lepel aan tot een ovaal. Leg onderaan een van de rechthoeken, op ongeveer 1 cm van de onderkant en rol het deeg op; vouw hierbij de zijkanten naar binnen. Bestrijk de randen met losgeklopt ei om de sigaar te sluiten.
6. Doe hetzelfde met de rest van het deeg, notenmengsel en ei tot je twintig sigaren hebt gemaakt.
7. Verhit een paar eetlepels olie in een grote koekenpan en bak de sigaren goudkleurig. Laat uitlekken op een met keukenpapier bekleed bord.
8. Schenk de honing en het oranjebloesemwater in een pannetje en warm 5 minuten zachtjes op. Doop de sigaren een voor een in de honing, laat uitlekken en leg op een platte schaal. Hak de rest van de walnoten fijn en bestrooi de sigaren ermee voor je ze opdient, samen met het sesamzaad en de rozenblaadjes.
