Op zichzelf is deze focaccia al heerlijk, maar proef hem ook eens met blauwe of geitenkaas ‒ wedden dat je nog een stuk neemt?
1 Meng de gist, het meel, zout en de suiker in een kom, maak een kuiltje in het midden en schenk de olijfolie en 400 ml lauw water erin. Meng met je vingertoppen tot een zacht deeg.
2 Kneed het mengsel 10 minuten op een met meel bestoven werkvlak tot een elastisch deeg. Vet een kom, een bakplaat en twee stukken plasticfolie in met olie. Leg het deeg in de kom, dek af met een stuk ingevet folie en laat 45-60 minuten rijzen op een warme plek.
3 Stort het gerezen deeg op een met meel bestoven werkvlak en sla en duw de lucht eruit ‒ ga niet te ruw te werk.Leg het dan op de ingevette bakplaat met opstaande rand (30 x 25 cm) en spreid het uit om hem te bedekken.
4 Duw met je vingertoppen wat diepe kuiltjes in het deeg en druk de druiven en rozemarijn erin. Dek het af met het tweede stuk ingevet plasticfolie en laat nog eens 30 minuten rijzen.
5 Verwarm de oven voor op 220 °C. Bedruppel de focaccia met olijfolie en strooi er wat zout overheen. Bestrooi met de rietsuiker en bak de focaccia in 25-30 minuten goudbruin en gaar. Snijd het brood als het nog warm is in 14 rechthoeken en serveer meteen.
