Lekker bij de borrel, maar ook lekke rop een broodje of bij een bord friet. Zelfgemaakte kroketjes smaken zoveel beter dan de diepvriesvariant uit de supermarkt. Een kroket moet zijn naam eer aandoen, dus de korst moet lekker krokant zijn.
1. Snijd het vlees, de kip of de vis in kleine stukjes.
2, Smelt de boter, bak al roerende en op een zacht vuur, de bloem 1 minuutje in de boter en voeg al roerende de bouillon (voor vlees vleesbouillon, voor kip kippenbouillon en voor vis visbouillon) toe. Breng de saus al roerende aan de kook en laat enkele minuten heel zachtjes koken.
3. Klop de eidooier los met de room en voeg ¼ deel van de saus toe. Giet dit mengsel terug in de pan, roer het kleingesneden vlees, de kip of vis erdoor en breng de saus op smaak met zout en peper en wat drupjes citroensap. Spoel een diep bord af met koud water en schep de massa erin. Strijk de bovenkant goed glad, dek het bord af en laat de massa stijf worden in de koelkast (ten minste 1 uur, liefst langer).
4. Snijd met een natgemaakt mes de massa in 6-8 punten en vorm hiervan rolletjes. Maak de buitenkant goed glad (met natte handen) en zorg dat er geen vouwtje in zit. Wentel de rolletjes door paneermeel en vorm van de rolletjes kroketten met afgeplatte zijkanten.
5. Snijd met 2 messen de hagelsnoeren (dat zijn de witte draden waaraan de eidooier hangt) van het eiwit of het ei door en klop de melk of het water door het ei(wit). Haal de kroketten door het ei en zorg ervoor dat de hele kroket met ei is bedekt. Wentel ze nogmaals door paneermeel en leg ze op een plank. Laat de kroketten ongeveer 20 minuten ‘drogen’.
6. Verwarm de olie tot 180 °C en bak de kroketten met 3-4 tegelijk in 3-5 minuten gaar en goudbruin. Haal ze uit de pan en laat ze op keukenpapier uitlekken.
