Gevuld krab, te lekker! Serveer hem op een gezellig diner met vrienden en serveer er ook een paar leuke krabbenweetjes bij. Wist je bijvoorbeeld dat krabben vier paar looppoten hebben en één paar scharen? Hiermee kunnen ze wel tot zeven kilometer per uur lopen. De grootste krab van de wereld is de Japanse reuzenkrab (prima te onthouden die naam!). Hoe groot? Krab je maar even achter de oren, want dit ga je vast niet raden: de schild van deze Japanse krab is ongeveer 35 centimeter en zijn enorme poten kunnen wel 3,5 meter worden. Huge, dus!
1. Verwarm de oven voor op 200 °C. Breng de visbouillon of een grote pan water aan de kook. Voeg voorzichtig de levende krabben toe en kook ze ongeveer 6 minuten – als ze niet allemaal in een keer in de pan passen, dan kun je dit ook in twee (of meer) keer doen.
2. Neem de gekookte krabben met een tang uit de pan. Breek de poten eraf, haal het visvlees eruit en doe dit in een kom. Open het middenstuk van de krab — voorzichtig vanaf beneden, zodat de schaal niet breekt. Haal ook hier het visvlees uit en voeg het toe aan de krab in de kom. Spoel de krabbenschalen af onder koud water en houd ze zolang apart.
3. Halveer de tomaten, verwijder de zaadjes en snijd het vruchtvlees in kleine blokjes. Pel de hardgekookte eieren en snijd ze in grove stukjes. Maak de bleekselderij schoon en snijd de stengels in kleine blokjes. Pel de ui en snipper hem fijn. Voeg deze groenten samen met de peterselie toe aan de krab in de kom, schep de salade om en voeg wat zout en peper toe naar smaak. Dep de krabbenschalen droog met een schone theedoek of keukenpapier en vul ze met de krabsalade.
4. Meng het panko met de geraspte parmezaan in een kom en strooi het mengsel over de gevulde krabbenschalen. Snijd de boter in kleine blokjes, verdeel ze over de krabben en zet ze 4-5 minuten in de voorverwarmde oven, tot de bovenkant mooi gekaramelliseerd is.
5. Neem de krabben uit de oven, rasp de schil van de citroen erboven en serveer meteen.
Credits Fotografie Davis Loftus; recepten Bart van Olphen; styling Inge Tichelaar.