Baby-inktvisjes zijn bij ons lang niet zo gewoon als in Spanje, maar je kunt eventueel ook kleine stukjes normale inktvis gebruiken. In Spanje maken ze deze inktvisjes zo behendig schoon dat ze eigenlijk helemaal intact blijven, en dat betekent dat je in één hap het beste van twee werelden hebt: de zachte, enigszins zompige bovenkant en de heerlijk krokante tentakels aan de onderkant. Mocht je ze ooit in een tapasbar tegenkomen, dan zou ik er zeker voor gaan.
1 Kruid de bloem met een royale snuf zout en peper en hussel er de baby-inktvisjes door – als je gewone pijlinktvisjes gebruikt, snijd je die eerst in de lengte doormidden en vervolgens in driehoekjes van ongeveer 5 centimeter.
2 Vul een middelgrote, zware pan voor de helft met zonnebloem- of arachideolie en zet hem op hoog vuur. Gooi een klein stukje aardappel in de pan om te controleren of de olie op temperatuur is. Als het stukje goudbruin en krokant boven komt drijven, is het goed.
3 Schep de inktvisjes heel voorzichtig, eventueel in meerdere porties, met een schuimspaan in de hete olie en gooi er een paar takjes peterselie bij. Bak ze ongeveer 2 minuten of tot ze licht goudbruin zijn en opkrullen, en laat ze op een bord met een stuk keukenpapier uitlekken.
4 Bestrooi de porties als ze uit het vet komen meteen met een snufje zout en paprikapoeder, en geef er partjes citroen bij om erover uit te knijpen.
