Een bord dikke, voedzame en hartige snert naar binnen lepelen is misschien wel de beste manier om warm te worden wanneer je koud en natgeregend thuiskomt na een barre fietstocht. Of na een schaatstocht natuurlijk; ijs op de sloten vraagt om erwtensoep op het vuur. Onthoud dat de soep het lekkerst is wanneer hij een nacht heeft gestaan.
1. Spoel de spliterwten af onder koud stromend water (de erwten hoeven niet te worden geweekt).
2. Breng in een grote pan 21/2 liter water aan de kook en voeg de erwten, het vlees – behalve de rookworst – en de laurierblaadjes toe. Breng aan de kook, leg een deksel op de pan en laat de erwten en het vlees in 11/2 uur zachtjes gaar koken. Roer tussendoor af en toe in de pan.
3. Voeg de prei, winterwortel, knolselderij en aardappel toe aan de erwten en het vlees en laat, onder af en toe roeren, een half uur zachtjes meekoken.
4. Zet het vuur uit. Schep het vlees met een schuimspaan uit de pan en laat het enigszins afkoelen. Voeg de rookworst toe aan de soep om hem te verwarmen (Gelderse rookworst is al gaar en hoeft dus niet te worden geweld).
5. Verwijder vellen en botten van de varkenspoot of hamschijf en snijd of pluk het vlees in kleine stukjes. Verwijder het zwoerd van het spek en snijd het spek in blokjes. Haal de rookworst uit de soeppan en snijd in plakjes.
6. Voeg het vlees, de worst en de selderij toe aan de soep en maak hem op smaak met zout en peper. Geef er roggebrood belegd met katenspek bij.