Koken in een restaurant is soms frustrerend, omdat sommige gerechten niet haalbaar zijn: een dessert als clafoutis, een van de eenvoudigste, troostrijkste desserts in het repertoire van de thuiskok, moet minimaal 40 minuten bakken. In een restaurant betekent dat veel te lang wachten of onvermijdelijke verspilling, dus ik kan deze alleen maken als we een vast menu serveren. Clafoutis is een gebakken eierbeslag dat over allerlei fruit kan worden geschonken: van kersen (uiteraard niet ontpit, omdat de kersen dan te veel sap verliezen en de taart zompig wordt) tot abrikozen, pruimen en in brandewijn geweekte gedroogde pruimen.
1. Smelt 1 eetlepel boter en laat afkoelen. Klop de gezeefde bloem met de fijne kristalsuiker, het zout, de eieren, de gesmolten boter en de melk tot een glad beslag. Zet apart en bereid het fruit voor.
2. Ontpit het fruit indien nodig. Als je het fruit te zuur vindt, laat dan 15 minuten in poedersuiker weken. Je kunt nu ook een scheutje kirsch of brandewijn toevoegen als je wilt.
3. Verwarm de oven voor tot 180 °C.
4. Vet een keramische ovenschaal in met boter. Leg het fruit in de ovenschaal en schenk het beslag erover. Leg flinterdunne plakjes koude boter op het beslag en bestrooi met de extra kristalsuiker.
5. Bak 35 tot 40 minuten in de oven, tot de clafoutis is gerezen, het fruit jamachtig is geworden en de bovenkant mooi goudbruin is.
6. Haal uit de oven, laat iets afkoelen en serveer warm.