In de Thaise keuken draait alles om rijst. In het noorden en noordoosten zijn ze dol op de sticky variant, die je perfect als toetje kunt serveren in combinatie met de zoete smaak van mango, papaja en banaan.
1. Doe de rijst met 100 ml water en de kokosmelk in een pan, breng aan de kook en laat 20-25 minuten zachtjes koken, tot de rijstkorrels zacht zijn en het dik en romig is. Neem van het vuur en laat afkoelen.
2. Doe ondertussen de palmsuiker in een pan, voeg 100 ml water toe en breng aan de kook. Laat zachtjes koken op laag vuur tot de suiker is gesmolten en het suikerwater wat is ingedikt. Laat de siroop afkoelen en verdun zo nodig met een scheut water als-ie te dik is om te kunnen schenken.
3. Breek de bananen in stukjes boven een (ondiepe) kom en prak ze grof met een vork. Voeg de rasp en het sap van de limoen toe, roer ze erdoor en schep het mengsel dan door de afgekoelde rijst.
4. Zet 4 kleine glazen klaar, verdeel de bananenrijst erover en bedruppel met flink wat van de siroop ‒ zo veel als je lekker vindt. Steek er als laatste de stukjes mango of papaja in en strooi er wat muntblaadjes erover. Serveer de toetjes meteen.
