Voor dit recept kun je in plaats van Thaise jasmijnrijst ook pandanrijst gebruiken, maar leg dan bij het koken wel even een deksel schuin op de pan en draai het vuur laag.
1. Vul een pan met 250 ml water, voeg de rijst toe en breng aan de kook. Kook de rijst in zo’n 15 minuten gaar, neem dan de pan van het vuur (en het deksel eraf) en laat ongeveer 10 minuten afkoelen ‒ de rijst moet lekker plakkerig zijn.
2. Verhit ondertussen de olijfolie in een koekenpan, voeg de uisnippers, knoflook en gember toe, en bak ze tot ze heerlijk beginnen te geuren.
3. Schep de tofu in een pan samen met de serehpasta, palmsuiker en de sojasaus en bak ze 5 minuten. Roer de chilipasta (of sambal badjak) erdoor en bak 1-2 minuten mee. Neem van het vuur en laat afkoelen.
4. Zet een kom met koud water klaar en strooi de cress over een snijplank ‒ zorg ervoor dat de kiemgroenten goed over de plank verdeeld zijn.
5. Maak je handen nat met wat water en maak van de afgekoelde rijst tussen je handpalmen een klein bolletje (ongeveer zo groot als een walnoot). Leg apart en herhaal dit met de rest van de rijst.
6. Druk een balletje tussen je handpalmen een beetje plat, schep een lepel van de tofuvulling in het midden van de rijst en knijp hem dicht. Vorm er weer een balletje van en herhaal met de rest van de kale rijstballetjes ‒ maak tussendoor je handen regelmatig een beetje nat, zodat de rijst niet aan je vingers blijft plakken.
7. Rol elk balletje door de cress en laat ze ongeveer 15 minuten opstijven in de koelkast.
8. Steek in elk rijstballetje een stokje, leg ze op een grote schaal en serveer ze samen met de zoete chilisaus.
