Vanillepudding (met chocoladesaus), chocoladepudding (met vanillesaus!), mokkapudding, chipolatapudding, bitterkoekjespudding, schoenlapperspudding, en natuurlijk Saromapudding; wie houdt er niet van een zoete, romige, drillende toet? Griesmeelpudding is misschien wel de meest Nederlandse pudding van allemaal. Haal er je mooiste puddingvorm voor uit de kast – of leen hem van je oma – en vergeet vooral de bessensapsaus niet.
Bessensap
1. Breng de bessen met 80 milliliter water in een pan aan de kook. Zet het vuur laag en laat 5 minuten zachtjes koken.
2. Wrijf de bessen met de bolle kant van een lepel door een zeef en vang het bessensap op.
Griesmeelpudding
1. Laat de melk met de repen citroenschil langzaam tegen de kook aan komen in een wijde pan.
2. Meng de griesmeel, suiker en een piepklein snufje zout en strooi het mengsel al roerend in de kokende melk. Zet het vuur laag en laat de griesmeel in een paar minuten onder voortdurend roeren dik worden. Haal hem van het vuur. Vis de citroenschil eruit. Roer de boter erdoor.
3. Spoel de puddingvorm om met koud water en droog hem niet af. Schenk de griesmeel in de vorm en strijk de bovenkant glad. Laat afkoelen tot kamertemperatuur en laat de pudding vervolgens minimaal 4 uur opstijven in de koelkast.
4. Breng voor de saus het bessensap met de suiker in een pan aan de kook. Roer 1 theelepel aardappelzetmeel los met 1 eetlepel water en voeg toe aan het sap. Laat de saus desgewenst 1 minuut koken. Herhaal als hij nog niet dik genoeg is met nog 1 theelepel aardappelzetmeel. Laat de saus afkoelen.
5. Domp de puddingvorm eventjes in een bak heet water en stort hem op een schaal. Schenk de bessensaus erover en garneer desgewenst met verse takjes aalbessen.
